Auditkwaliteit
0 reacties
Tekeningsbevoegde partners die aan een clawbackregeling zijn onderworpen, voeren minder jaarrekeningcontroles uit en zijn voorzichtiger met het afgeven van een goedkeurende verklaring. Dat concludeert Tjibbe Bosman, die de impact van cultuur, clawback en de aanwijzing van accountants op de kwaliteit van de jaarrekeningcontrole onderzocht. Hij promoveert aan de Universiteit van Amsterdam. “Uit mijn onderzoek blijkt dat te veel onafhankelijkheid ook een probleem is.”
Wilbert Geijtenbeek
Kwaliteit is een lastig te observeren begrip. Toch waagde Tjibbe Bosman zich aan een onderzoek van enkele van de in 2014 in het publiek belang geïnstigeerde maatregelen om de kwaliteit van de jaarrekeningcontrole te verbeteren. Op 26 juni verdedigt hij zijn dissertatie Three Essays on Institutional Conditions That Enable Audit Quality aan de Universiteit van Amsterdam.
Hoe succesvol is de clawbackregeling als kwaliteitsmaatregel?
“De clawbackregeling heeft impact op de manier waarop accountants die onder de regeling vallen, hun jaarrekeningcontroles uitvoeren. Accountants geven sindsdien vaker afwijkende verklaringen af – verklaringen met een oordeelsonthouding, beperking of afkeuring. Dit zou kunnen duiden op een betere kwaliteit, maar de oorzaak daarvan kan ook risicobeheersing zijn; de kans dat een partner vanwege een ten onrechte afgegeven afwijkende verklaring geld moet terugbetalen is immers kleiner.”
Is er vaker foutherstel geconstateerd sinds de invoering van de clawbackregeling?
“Daarvan vind ik geen bewijs. Foutherstel komt in Nederland relatief weinig voor. Maar het zijn wel situaties die enorme reputatieschade veroorzaken – denk aan de foutherstelsituaties bij accon avm, Pels Rijcken, Imtech en Steinhoff. Bovendien worden accountants door de clawbackmaatregel niet beter of voorzichtiger in het afgeven van continuïteitsparagrafen.”
Hoeveel partners zijn geconfronteerd met een clawback van hun winstuitkering?
“Het is bij mijn weten niet vaker dan een handjevol keren toegepast, in de door mij bestudeerde periode tot en met de jaarrekeningcontrole boekjaar 2019.
‘Foutherstel komt in Nederland relatief weinig voor.’
In het rapport In het publiek belang wordt de regeling zo omschreven dat een gemiddeld partnerinkomen tot maximaal zes jaar na dato wordt teruggeclaimd door het kantoor, als de accountant in kwestie verwijtbaar heeft gehandeld, als gevolg waarvan maatschappelijke schade is ontstaan. Het is aan de raad van commissarissen van de accountantskantoren om te bepalen of de clawback wordt ingezet en zo ja voor welk bedrag. Mogelijk gaan we de komende periode vanwege het delen van testantwoorden meer gevallen zien.”
Hoe hebben de kantoren de clawbackregelingen ingevoerd?
“Met uitzondering van Mazars hebben de destijds negen accountantskantoren met een oob-vergunning de clawbackregeling ingevoerd voor hun equitypartners. Een van de effecten bij die kantoren is dat de partnerbeloning omhoog ging. Equitypartners zijn gecompenseerd voor het toegenomen risico dat zij door de clawbackmaatregel lopen. En uit mijn onderzoek blijkt dat er meer afwijkende controleverklaringen zijn afgegeven. Dit terwijl de kantoren in kwestie beduidend minder cliënten bedienen, omdat ze afscheid namen van hoogrisicocliënten.”
De clawbackregeling maakt dat accountants vaker controleverklaringen met oordeelsonthouding, met beperkingen en afkeurende verklaringen afgegeven. Is dat een teken dat de kwaliteit van de jaarrekeningcontrole is verbeterd door de invoering van de clawback?
‘Eén onbedoeld gevolg van die voorzichtigheid is, dat cliënten uit onvrede over de afwijkende verklaringen eerder geneigd zijn om een andere accountant in te schakelen.’
“Voor mijn proefschrift ging ik door middel van data-sciencetechnieken door 159.009 Nederlandse controleverklaringen met betrekking tot de periode 2010 tot en met 2019. Volgens de AFM zijn er in die tienjaarsperiode 207.155 controleverklaringen afgegeven. Mijn onderzoek heeft dus betrekking op 77 procent van het totaal. Ik heb driejaarsperiodes voor de invoering en erna vergeleken. Daaruit blijkt dat accountants sneller geneigd zijn hun verklaring aan te passen. Dat kan betekenen dat ze zich indekken tegen potentiële risico’s. Immers, het risico op een clawback van de partnerwinst is waarschijnlijker als ten onrechte een goedkeurende verklaring is afgegeven. Eén onbedoeld gevolg van die voorzichtigheid is, dat cliënten uit onvrede over de afwijkende verklaringen eerder geneigd zijn om een andere accountant in te schakelen. Bovendien zijn partners die onder de clawback vallen eerder geneigd om afscheid te nemen van cliënten en met name de hoogrisicocliënten. En dat is mogelijk een slecht teken.”
Waarom is dat een slecht teken?
“Omdat je mag veronderstellen dat de equitypartners van de grote oob-kantoren de meest competente accountants zijn. Maar in feite controleren zij steeds vaker de minst riskante cliënten.
‘We zijn mogelijk maatschappelijk in een situatie gekomen waar onze beste accountants, voor een hogere beloning en audit fee, alleen nog laagrisicocliënten bedienen.’
Deden de negen oob-kantoren in 2010 nog zeventig procent van de jaarrekeningcontroles, in 2019 is dat teruggelopen tot 52 procent. Dit percentage is volgens de AFM in 2021 gedaald naar slechts 45 procent. Tegelijk is de beloning van de 469 auditpartners die aan een clawbackregeling zijn onderworpen, omhooggegaan. Volgens mijn beste schatting stegen hun jaarinkomsten met € 143.515 en hun audit fees met 13 procent, als gevolg van de invoering van de clawbackregeling. We zijn mogelijk maatschappelijk in een situatie gekomen waar onze beste accountants, voor een hogere beloning en audit fee, alleen nog laagrisicocliënten bedienen. Dat is deze accountants en hun kantoren niet kwalijk te nemen, gezien de omgeving waarin ze opereren. Maar het is wel de vraag of dit een maatschappelijk gewenste uitkomst is.”
Een andere bevinding in je proefschrift is dat de aanwijsplicht averechts werkt. Toegewezen auditors kunnen ‘te onafhankelijk’ worden van gecontroleerde organisaties, stel je. Kun je dat uitleggen?
“In eerdere onderzoeken wordt gesteld dat de opdrachtrelatie in de accountancy corrupt is – je bent controleur in opdracht van de gecontroleerde.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat te veel onafhankelijkheid ook een probleem is.’
Dat kan een neiging tot toegeeflijkheid opleveren. Het voorstel dan maar accountants aan te wijzen, is daar een reactie op. Uit mijn onderzoek blijkt dat te veel onafhankelijkheid ook een probleem is. Ik heb gekeken naar audits van Nederlandse dochterondernemingen van buitenlandse ondernemingen, waar de accountant zowel door het lokale management zou kunnen worden uitgezocht maar ook door het hoofdkantoor of de groepsaccountant kan worden aangewezen. Ik heb via de FAR een grote survey kunnen doen met die 236 partners en managers van Nederlandse vestigingen van de big four. Het effect dat ik daaruit ontdekte, is dat aangewezen controlerend accountants minder goede controle-informatie van hun cliënten kregen. Ze kregen hun gevraagde informatie minder tijdig en bleken minder goed in staat controleverschillen te identificeren. Bovendien waren ze minder geneigd om de controleverschillen door te pushen – ondanks hun grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de gecontroleerde. Dat zorgde voor slechtere audits. In de praktijk gaat het om mensenwerk; zonder goede samenwerking tussen controleur en gecontroleerde kun je nooit een goede audit doen.”
Je hebt tot slot onderzoek gedaan naar de relatie tussen de cultuur van het kantoor en de kwaliteit van de jaarrekeningcontrole. Hoe onderzoek je dat?
“De cultuur van een kantoor of vestiging beïnvloedt de kwaliteit van de audits. Als een kantoor bijvoorbeeld een goed voicing climate heeft, als assistenten hun bevindingen vrij kunnen delen met hun team binnen hun vestiging, dan zien we betere audits van deze vestiging. Een open foutcultuur – dat medewerkers van fouten willen leren in de organisatie – is bovendien cruciaal. De tone at the top is belangrijk. We vinden negatieve effecten van sociale prestatiedruk. Als de perceptie op kantoor is dat je langer moet doorwerken, dat je niet alle uren kunt schrijven, dat je je moet richten op korte-termijnprestatie, dat je als accountant de druk voelt om benodigde controlestappen over te slaan – dan beïnvloedt dat de kwaliteit van de audit negatief.”
Wat zou je accountants die hun eigen kantoor beginnen willen adviseren?
“Wees een lerende organisatie. In dit vak wordt mensenwerk geleverd, dat altijd gepaard zal gaan met fouten – fouten waarvan je moet leren. Zorg dus voor de openheid om elkaars fouten te delen, van de meest seniore partner tot de jongste assistent.
‘Negentig procent van de uren van een audit maak je als partner niet zelf, dus je aansturing is extreem belangrijk.’
Immers, tekeningsbevoegde accountants zijn sterk afhankelijk van assistenten – die zijn hun oren en ogen in de gecontroleerde organisatie. Alle assistenten moeten zich vrij voelen om issues aan te stippen. Negentig procent van de uren van een audit maak je als partner niet zelf, dus je aansturing is extreem belangrijk. Ik zou dan ook scherp selecteren aan de poort van het kantoor. Selecteer sollicitanten bijvoorbeeld op persoonlijkheid en cultural fit. In huidige kantoren wordt veel gesproken over diversiteit op intersectionele basis. Maar de effecten daarvan zijn in de wetenschap grotendeels onderuit gehaald. Kwaliteit vraagt om een open houding. De houding dat jouw interpretatie de absolute waarheid is – daar is het beroep niet bij geholpen.”
Van de 207.000 afgegeven controleverklaringen tussen 2010 en 2019 heb je er 159.000 kunnen vinden in het Handelsregister of op Handelsregisterdata gebaseerde commerciële databanken. Dat komt neer op zeventig procent van het totaal. Is onze Kamer van Koophandel transparant genoeg?
“Integendeel. Had ik soortgelijke data uit België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten opgevraagd, dan kan ik honderd procent gevonden. Neem alleen Duitsland al: in de Bundesanzeiger kun je gewoon mijn naam invoeren en vind je alle controleverklaringen die ik als Wirtschaftsprüfer tekendd. In Nederland is dat niet mogelijk en ik begrijp niet waarom dat niet publiek opvraagbaar is – het gaat immers om een verklaring in het maatschappelijk belang. Bovendien verwijdert de Kamer van Koophandel de gedeponeerde jaarrekeningen zeven jaar na publicatie. Die zeventig procent heb ik dan ook alleen maar kunnen verzamelen door, via de universiteit, gesteund door de FAR, veel geld te betalen aan commerciële database-aanbieders. Die dienstverleners worden zeer vermogend van de Handelsregisterdata die ze commercieel exploiteren. Daarom pleit ik voor een gratis toegankelijk handelsregister, waarin ook historische data beschikbaar wordt gesteld. Transparantie is maatschappelijk gezien een uitstekend ontsmettingsmiddel en reputatie een uitstekende kwaliteitsprikkel voor accountants.”
‘Transparantie is maatschappelijk gezien een uitstekend ontsmettingsmiddel en reputatie een uitstekende kwaliteitsprikkel voor accountants.’
Je pleit ervoor dat de NBA zich als publiekrechtelijk orgaan beperkt tot de uitvoering van zijn wettelijke kerntaak, die al complex genoeg is. Kun je dat toelichten?
“Lidmaatschap van de NBA is wettelijk verplicht voor het uitvoeren van het bij Europese Richtlijn en Verordening geregelde accountantsberoep. Daarbij past dat de NBA zich als publiekrechtelijk orgaan beperkt op het goed uitvoeren van haar wettelijke kerntaak. De NBA is historisch één van de pioniers van het georganiseerde accountantsberoep, maar in de loop der jaren zijn er steeds meer zaken internationaal georganiseerd, zoals bij de IFAC en de IAASB, maar ook nationaal met betrekking tot toezicht (AFM) en onafhankelijk tuchtrecht (Accountantskamer). Toch heeft de NBA anno 2023 maar liefst 105 fte in dienst, met daarnaast 13 fte op inhuurbasis, met personeelskosten voor de leden van € 13,5 miljoen. Dat zijn meer kosten en meer fte’s dan bijvoorbeeld in Duitsland, terwijl de Duitse economie vier keer zo groot is als de onze. Bovendien stel ik vast dat een aantal kerntaken van de NBA, zoals het inzichtelijk en doorzoekbaar maken van het accountantsregister, slechts matig worden uitgevoerd. In de wettelijke kerntaak passen naar mijn mening geen zaken als beroepscultuur, de AQI’s, duurzaamheid, mkb, datagedreven en diversiteitsconvenanten. Dit zijn wellicht prima activiteiten, maar deze horen thuis in een privaatrechtelijke organisatie, niet binnen de wettelijke dwang van de NBA.”
De samenvatting van de dissertatie ‘Three Essays on Institutional Conditions That Enable Audit Quality’ van Tjibbe Bosman is online beschikbaar.